Over Olaf Stevens
Na langdurig experimenteren ontwikkelt Olaf Stevens een techniek die de grenzen van de
decoratiemogelijkheden aanzienlijk verlegt.
Zonder het zich te realiseren heeft hij in begin jaren 90 van de vorige eeuw, de in onbruik
geraakte ‘Zweedse graaltechniek’ letterlijk weer nieuw leven ingeblazen. Deze techniek
werd hier tot eind jaren ‘30 toegepast, maar raakte in vergetelheid omdat door het
arbeidsintensieve karakter de commerciële toepassing niet meer interessant was. Het is
een techniek om de zo moeilijk te beheersen kleurpatronen in kristal te kunnen sturen en
waarbij twee bewerkingsmethoden met elkaar worden gecombineerd: die van een koude
nabewerking en de herverhitting van het kristal.
De eerste fase, de unterfang techniek, bestaat uit het opblazen (denk aan het
bellenblazen) van een klein stukje gekleurd glas dat aan de buitenzijde vervolgens
wordt voorzien van een dikkere laag kristal. Het resultaat is dan een dun laagje kleur
aan de binnenkant en een dikke laag transparant kristal aan de buitenkant. Het
geheel heeft de vorm van een kokosnoot en is ook ongeveer even groot.
Graal techniek voorbereiding: Om tot een graalbasisvorm te komen moeten er twee
worden gemaakt, elk met een andere kleur aan de binnenkant. Deze twee stukken, die
allebei nog aan de blaaspijp zitten en gloeiend heet zijn, worden met de twee uiteinden
horizontaal aan elkaar geplakt. Een van de beide stukken wordt vervolgens van zijn pijp
losgebroken. Het resultaat is nu een soort diabolo die aan een blaaspijp vastzit. Deze
vorm wordt in de oven verder verhit, waarbij het aangeplakte deel langzaam week wordt
(‘verweekt’) en al ronddraaiend in de vorm van een schoteltje wordt gemodelleerd. Dat
schoteltje wordt vervolgens binnenstebuiten om de eerste vorm gevouwen. Wat nu
ontstaat, is een bol met een kleur aan de binnenkant, de ‘Unterfang’, en een kleurlaagje
aan de buitenkant, de ‘Überfang’.
Deze "post" of in het Zweeds "Emne" is de basis van het graal-object. Deze basis wordt nu
langzaam (enkele dagen) afgekoeld om de tweede fase van de bewerking in te gaan: het
met veel geduld en toewijding graveren en slijpen. Hierbij wordt het dunne, buitenste
glaslaagje zodanig bewerkt dat uiteindelijk het patroon en de figuratie die gewenst zijn, in
kleur op het kristallen basisstuk blijven afgebeeld. Alle tussenliggende ‘restvormen’ zijn tot
op dit kristal verwijderd. Dat is op zijn beurt door deze bewerking echter mat geworden.
Dan breekt de derde fase aan. De basisvorm, die nog steeds de vorm heeft van een
kokosnoot, wordt in een oven weer langzaam opgewarmd tot hij heet genoeg is om aan de
blaaspijp te kunnen worden bevestigd. Het geheel wordt zodanig verhit, dat alle slijp- en
freessporen wegsmelten en het kristal weer transparant wordt. Door de verhitting is ook
het patroon in de vorm van het resterende, buitenste glaslaagje enigszins in het
onderliggende heldere kristal gezakt en kan er een dikke glaslaag overheen gedompeld
worden. Hierdoor wordt de afbeelding als het ware
‘gesandwiched’ tussen twee heldere kristallen lagen. Nu kan met het opblazen van de
basis tot de uiteindelijke vorm worden begonnen. De afbeelding zal zich dan hetzelfde
gedragen als een opdruk op een ballon die wordt opgeblazen. Zij zal groter en dunner
worden en vervormen waar de oppervlakte afwijkt van de rest. Tot slot wordt de basisvorm
afgevormd en gekoeld; de randen en bodem worden geslepen en gepolijst en hij is klaar is
voor de uiteindelijk presentatie.
Olaf Stevens maakt zijn unica en kleine series bij Studio Glass in Zweden. Daar werkt hij
samen met een team van 2 meesterglasblazers. Zij nemen het ‘hete’ gedeelte voor hun
rekening, Olaf Stevens voert de koude voor- en nabewerking zelf uit.